De geschiedenis van de Algemene Rekenkamer Curaçao, vindt haar oorsprong in de geschiedenis van de Algemene Rekenkamer Nederland, welke terug gaat tot 1447. In dat jaar richtte Filips de Goede, Hertog van Bourgondië, een instelling op, de ‘Camere vander rekeninghen’ die moest narekenen of de kosten en opbrengsten van zijn bezittingen wel klopten.
In de jaren vijftig van de 20ste eeuw laaide in het kader van het Statuut, de discussie op in hoeverre er een rekenkamerfunctie voor de Nederlandse Antillen in het leven geroepen diende te worden. Men vond dat naast de toegesneden regelgeving de graad van onafhankelijkheid ook bepaald werd door de omgeving van de Rekenkamer. Met andere woorden, hoe kleiner de gemeenschap hoe groter het risico dat “onafhankelijkheid” onder druk komt te staan van de negatieve invloeden van kleinschaligheid. Er bestond twijfel of de Nederlandse Antillen deze functie, mede gezien onze schaal en de deskundigheden die voorhanden waren, zelf zou kunnen invullen.
Op 29 november 1951 diende de Landsregering een eerste ontwerp landsverordening in bij de Staten, tot instelling van een Rekenkamer voor de Nederlandse Antillen voor de duur van 3 jaar, om zodoende gevolg te geven aan het bepaalde in de “Landsregeling“. De Staten vonden dat geen ‘nieuw’ eigen onafhankelijk orgaan vereist was:
- De Landsregeling noemde alleen de onafhankelijkheidsvereiste,
- De bemanning van zo’n orgaan zou met het oog op onze kleine gemeenschap een probleem vormen,
- Het financieel (kosten)motief moest niet worden onderschat.
De Staten vonden dat een beroep moest worden gedaan op de Nederlandse Algemene Rekenkamer. De Regering hield op principiële gronden voet bij stuk.
Een eigen onafhankelijk orgaan zou een sluitstuk vormen op het reeds aan de Staten toegekende begrotingsrecht. Er moest geen twijfel worden opgewekt bij Nederland omtrent de mogelijkheid om zelfstandig het volledige bewind over de Nederlandse Antillen te voeren.
De Staten volhardden echter in hun standpunt, wat ertoe heeft geleid dat de Regering een verzoek aan de Algemene Rekenkamer Nederland richtte om de werkzaamheden van de Antilliaanse Rekenkamer voor een periode van (aanvankelijk) drie jaar waar te nemen. De bijstandsperiode van de Nederlandse Rekenkamer van oorspronkelijk drie jaar werd nogmaals met drie jaar verlengd, waarna nog een verlenging van een jaar volgde tot 1 januari 1960.
Op 23 maart 1956 keurden de Staten een gewijzigd ontwerp goed tot instelling van een onafhankelijk controle orgaan (onder de paraplu van de Nederlandse Rekenkamer), waarna op 30 mei 1956 een landsbesluit werd uitgevaardigd met terugwerkende kracht tot 1 januari 1953. Derhalve vierde de Rekenkamer in 2018 haar 65 jarig bestaan.